Een coureur in huis kost heel wat geld

De dag dat je zoon of dochter vraagt om te mogen koersen is voor de ouders de dag dat hun leven tijdelijk voor een groot stuk verandert. Angst voor de gevaren, vele weekends die volledig in het teken van de koers zullen staan, maar zeker ook een flinke hap uit het budget. Hoe men het draait of keert, wielrennen is niet de goedkoopste sport. Uiteraard maakt men het zo duur als men zelf wil. Maar de tijd van zich omkleden en wassen in een waskom in een garage van een huis naast het parcours, het rijden op een aftandse en veel te grote fiets van nonkel Jos, water in de drinkbus, wat sinaasappelpartjes, druiven of druivensuiker in de achterzak, trainen in kou, regen of sneeuw terwijl in Spanje de zon schijnt, is gepasseerd. Ouders willen het beste voor hun kind. Ook als ze aan sport willen doen. En dat kost euro’s.

De wielerbond beseft dat. De instapkosten zo laag mogelijk houden is hun nobel doel. Een competitievergunning voor miniemen en aspiranten kost slechts 88 euro voor één jaar, ongeveer de helft van een nieuwelingenlicentie. Het verbieden van tijdritfietsen voor aspiranten en nieuwelingen, het reglementeren van wielen die een maximale hoogte van 40mm mogen hebben, zorgen ervoor dat de kosten een beetje binnen de perken blijven.

Daarentegen is het afschaffen van het (verplicht) prijzengeld in wedstrijden voor nieuwelingen en juniores dan weer een streep door de rekening van de renners. Een maatregel die werd genomen om na corona de organisatoren weer te motiveren om te organiseren. Nogal wat jongeren betaalden in het verleden met die zakcent heel wat materiële kosten. En dan zijn er nog de verplichte transponders, het verschil van versnelling voor de juniores in België en UCI-wedstrijden, het inschrijvingsgeld per wedstrijd, het lidgeld dat clubs vragen…

Een oplijsting van ‘kosten’ voor een renner leert ons dat daarvoor, zonder te overdrijven in materialen en prijzen, al vlug tussen de 7000 en 10 000 euro per jaar voor nodig is.

Zijn ouders zich daarvan bewust?
We overliepen ons lijstje met de papa’s van een aspirant (van 12 tot 14 jaar), waar het normaal allemaal nog basic zou kunnen en een junior (17 jaar), waar het er al professioneler aan toe gaat. Ze beaamden dat onze lijst zeker waarheidsgetrouw is maar knipperden toch even met de ogen bij het zien van de som van al die vaak noodzakelijke kosten.

Raf Vanhove
Papa van aspirant Jelle

“Of ik besef hoeveel een coureur in huis per jaar kost? Ik schat zo’n 6000 euro”. Na het samen overlopen van zijn lijstje zat hij er met 6468 euro bijna pal op. “Maar ik zie rondom mij dat dit voor de meesten een stuk hoger zal liggen. Jelle heeft geen nieuwe fiets. Hij rijdt nog op materiaal dat ik vroeger gebruikte en om te crossen kopen we afgedankt materiaal van profteams over. We proberen het allemaal zo goedkoop mogelijk te houden. Heel veel snufjes zijn absoluut niet nodig. Zeker niet voor aspiranten. Maar dat komt ook omdat ik zelf lang genoeg renner ben geweest (Raf was jaren lang bij de jeugd een topper zowel op de weg als in het veld nvdr.) en het nut van vele gadgets weet te minimaliseren. Ik begeleid vandaag jongeren in de wielerschool en op clubniveau en zie wat ik zie. Vooral de ouders van renners die niet uit het wielermilieu komen, menen dat het zonder die snufjes niet gaat. Neem nu bijvoorbeeld een GPS of Zwift-rollen om maar iets te noemen. Jelle heeft die niet. Maar hij is daarmee zeker een uitzondering. Je kan het dus zeker zo duur maken als je zelf wil. Al is het toch schrikken als je dat bedrag op jaarbasis ziet.”
Raf kan ook goed de vergelijking met vroeger maken. “Het is vandaag een pak duurder geworden. En daar heeft de zogenaamde vooruitgang voor gezorgd. In mijn tijd kon ik heel wat dingen zelf betalen via het verdiende prijzengeld. Iets wat is afgeschaft. Ook kregen we vroeger van onze club alle kledij gratis. Clubs kunnen dat vandaag niet meer en zijn daarom genoodzaakt lidgeld te vragen waarvoor renners dan een basispakket kleding en begeleiding krijgen. Wielrennen is een dure sport, maar ook een mooie. We genieten daar met het hele gezin van en dan mag het wat kosten.”

Peter Zwart
Papa van Lennert (junior)

Wielrennen is ten huize Zwart al enkele generaties de sport bij uitstek. Zeker via mama’s kant. Eerst via opa, dan via nonkel en nu dus Lennert. Bij het overlopen van onze lijst stranden we op een totaal bedrag van 8500 euro per jaar. “Amai, dat is niet niks”, knikt Peter. “Al had ik eigenlijk ook wel zoiets in het achterhoofd. We hebben pas voor Lennert een nieuwe fiets gekocht. Daar doet hij normaal wel een drietal jaartjes mee, wil ik hopen. Maar het is toch wel een aardige som die je moet neertellen. Uitgezonderd de fiets zijn de meeste andere kosten maar kleine dingen. Doch als je die allemaal bij elkaar telt, kom je aan een behoorlijke som. En koersen kost alleen maar. Er komt niets binnen. Ondertussen heeft Lennert een jobke om zijn hobby wat mee te helpen bekostigen. Je zou hier en daar misschien wat in de kosten kunnen snoeien. Zoals bijvoorbeeld die stage in Spanje met de ploeg. Toch bijna 1000 euro voor een weekje. Maar in zo goed als alle ploegen doen ze dat. En wie gaat zich dat zijn kind ontzeggen? Het hoort er vandaag gewoon bij. En voor de rest zijn de dingen op uw lijstje zo goed als allemaal noodzakelijk. Zeker eens je junior. Het materiaal moet gewoon in orde zijn. En dat heeft blijkbaar zijn prijs.”

kosten-wielrennen